- attendre
- attendre [aatãdr]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 (af)wachten♦voorbeelden:1 〈informeel〉 attendre après qc., qn. • om iets, iemand zitten te springenattends, attendez • wacht even, een ogenblik, wacht maar 〈bedreiging〉sans plus attendre • onverwijld→ pointII 〈overgankelijk werkwoord〉1 wachten op ⇒ afwachten, opwachten2 verwachten ⇒ rekenen op♦voorbeelden:1 attendre qn. à la gare • iemand van de trein afhalenil attend d' avoir assez d'argent • hij wacht tot(dat) hij genoeg geld heeftattendre que 〈+ aanvoegende wijs〉 • wachten tot(dat)→ tournant2 attendre qc. de qn. • iets van iemand verwachten¶ se faire attendre • op zich laten wachten, te laat komen, zijnIII s'attendre (à) 〈wederkerend werkwoord〉1 verwachten ⇒ rekenen (op), verdacht zijn (op)♦voorbeelden:1 je m'y attendais • dat dacht ik als'attendre (à ce) que 〈+ aanvoegende wijs〉 • verwachten dat1. v1) (af)wachten2) verwachten, rekenen (op)2. s'attendre (à)vverwachten
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.